Wachtend in de lange rij voor de security check op Incheon Airport kijk ik eens om me heen. Lange rijen van mensen die netjes binnen de afzetlinten kleine stapjes vooruit zetten. Ondanks de hartelijkheid van de Zuid-Koreanen ontkomen we niet aan de onderzoekende blikken van de douane om hun land veilig te houden.
Terwijl Psalm 8 nog in mijn hoofd naklinkt, sinds de colleges van afgelopen week, vraag ik me af; zijn dit nu die stervelingen, die mensenkinderen die U bijna goddelijk hebt gemaakt? Aan wie U het ‘werk van Uw handen’ toevertrouwt? Eerlijk gezegd heb ik dat vertrouwen in de ‘mensenkinderen’ niet en ik ben niet de enige, gelet op de security check.
Een gezonde alertheid voor de veiligheid van medereizigers en controle bij de landsgrenzen lijkt me prima. Maar mijn wantrouwen gaat wel iets dieper. Een soort weerstand tegen wat afwijkt, wat anders praat, er anders uitziet en wat zich anders gedraagt. Weerstand tegen die vreemde Aziaten die, in alle eerlijkheid, een stuk beleefder zijn dan menig Nederlander. Maar juist daardoor zo onvoorstelbaar en vervreemdend.
De ontmoeting met ‘zij’ maakt dat ik mijn sociale identiteit van het ‘wij’ weer ga oppoetsen. Hiermee bevestig ik niet alleen de norm van het ‘wij’, mijn eigen groep, maar zet ik me ook af tegen ‘zij’. De mensen die afwijken van het ‘wij’. Blijkbaar is diversiteit en een andere cultuur bedreigend voor ons als mensen.
Dat kan nog wat worden daar in Seoul als tijdens de Lausanne gathering er zo’n 5000 mensen uit alle delen van de wereld elkaar ontmoeten. En of de culturele psychologie nog niet voldoende risico’s aanwijst gaat er ook nog gesproken worden over geloof en God. Laat het benadrukken van de verschillen over geloof en God nu net in Nederland tot een topsport zijn verheven en de ander ontvangen als zuster of broeder is niet echt onze competentie.
Helaas doen we onszelf hiermee enorm tekort. We kunnen zoveel leren van de ander, van haar geloof, van zijn trouw, van hun liefde of hun geduld in lijden. Maar bovenal doen we God tekort. Niet zelden zetten we een ‘is gelijk teken’ tussen ‘wij’ en God, tussen onze norm en Zijn gebod. God is daarmee niet groter dan onze cultuur, onze geloofsbeleving en de door ons gewenste vormen en normen.
En misschien is dat wel precies de reden dat de Almachtige Vader ons aan elkaar geeft en ons de opdracht geeft om Zijn diversiteit te omarmen. De diversiteit die vervreemdend werkt maar ons juist daardoor laat ervaren dat Hij groter is dan ons.